Dat vrouwen vreselijke wezens zijn in wiens ogen mannen het nooit goed doen, onaardige zeurpieten die klagen over niet goed uitgeknepen vaatdoekjes, slecht ingeruimde afwasmachines, niet goed opgevouwen was, verkeerd aangeklede kinderen en wat al niet meer, daarover gaat het dus in het boek Dutch Women Don’t Get Depressed.
In de krant die wij thuis lezen, stond een tijdje geleden een artikel over dit boek. Of man het ook had gelezen, vroeg ik. Een stukje, want het onderwerp boeide hem niet zo. En herkende je het?, vroeg ik. Nee, zei hij.
Tja, dat moest ik even horen, dat ik nÃet zo’n nare vrouw ben die de hele dag loopt te zaniken.
Morgen is oudste dochter jarig.
Of man vandaag een doos Merci wilde kopen in de supermarkt, vroeg ik vanochtend, vlak voordat ik naar mijn werk ging. Niet de doos puur, niet de doos melk, maar de ‘assorted’. Tractatie voor de juffen, zei ik. Ben ik vergeten.
Vanavond kruisten we elkaar in de tuin. Ik kwam thuis, hij ging tennissen.
Een doos Merci was niet te vinden. In de koelkast staat wel een armoedig plasticachtig zakje met wit uitgeslagen chocolaatjes erin. Seizoensmix.
‘Heb je de doos Merci nog gekocht?’, vroeg ik toen hij thuiskwam.
Nee, die was hij vergeten. Maar hij had wel ándere chocolaatjes gekocht.
Dat je je daar toch niet mee op school kan vertonen, wilde ik zeggen. Dat je die je ergste vijand nog niet voorschotelt. Dat ze vermoedelijk in de vorige eeuw zijn gemaakt. Dat ze er vreselijk onsmakelijk uitzien. Dat ik toch om een doos Merci had gevraagd? Dat ik die nu niet meer zelf kan gaan kopen, want hij was zo laat terug dat zelfs de winkels die heel lang openblijven nu al dicht zijn.
Maar dat zei ik allemaal niet. Natuurlijk niet. Ik zanik niet. Waarom zou ik? Die wit uitgeslagen chocolaatjes lijken me hártstikke lekker.
Average Rating: 4.5 out of 5 based on 300 user reviews.